- passend
- {{passend}}{{/term}}1 [gepast] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 convenable; 〈bijwoord〉 convenablement2 [zo dat het op, in iets past] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 ajusté♦voorbeelden:1 een passend gebruik maken van • faire un usage approprié de2 iets passend maken • ajuster qc.¶ een passend argument • un argument appropriéeen passend geschenk • un cadeau indiquépassend werk • un travail adéquatpassend bij zijn smaak • conforme à ses goûtsbij elkaar passende kleren • vêtements qui vont bien ensemblebij elkaar passende accessoires • accessoires assortisniet bij elkaar passende kleuren • couleurs mal assortiesniet bij elkaar passende karakters • caractères incompatiblespassend in het geheel • cadrant avec l'ensemble
Deens-Russisch woordenboek. 2015.